Twee dagen na de Duitse inval in 1940 werd Het Loo door de Nazi’s geconfisqueerd. De meeste persoonlijke eigendommen van de Koninklijke familie en tal van kostbaarheden waren op dat moment al in veiligheid gebracht. De paleisinrichting bleef aanvankelijk onveranderd, tot in het voorjaar van 1941 de troepen van de Wehrmacht in de beide zijvleugels worden ingekwartierd. Het Loo werd toen ingericht tot herstellingsoord voor zeshonderd Wehrmacht-soldaten en daarna als hospitaal, waarbij het paleismeubilair in beslag werd genomen en afgevoerd.
Uit de bezettingstijd zijn niet veel voorwerpen bewaard gebleven. Van de ziekenhuisinrichting bleef één witgelakte stoel, voorzien van een hakenkruis, gespaard.
De vertrekken die koningin Wilhelmina bewoonde, werden gebruikt door SS-officieren. Na de Slag om Arnhem maakten zij plaats voor gewonde Engelse soldaten, die krijgsgevangen waren gemaakt. Het Loo fungeerde in de periode 1940-1945 eveneens als jachtpaleis voor Rauter (Höherer SS-und Polizeiführer in het bezette Nederland) en NSB-coryfeeën Mussert, Geelkerken en Rost van Tonningen. Ook Rijkscommissaris Seys Inquart, die aan de Loolaan een hoofdkwartier had, bracht regelmatig een bezoek aan Paleis Het Loo.
Bij de terugkeer naar haar zomerpaleis in 1945 merkte koningin Wilhelmina op dat de SS-ers met hun scheermesjes roestvlekken op de marmeren vloer van haar badkamer hadden achtergelaten. Zij gaf destijds echter opdracht deze sporen van de Duitsers niet uit te wissen.
|