logo museum transparant groot

Achtergronden van de Flak 88 mm.

Het eerste model van de 88mm Flak werd in 1933 in Duitsland in productie genomen en werd in de jaren daarna steeds verbeterd. Het geschut was in eerste instantie bedoeld als afweer tegen vliegtuigen, voor het verdedigen van militaire- en bevoorradingsterreinen tegen luchtaanvallen. In de Spaanse Burgeroorlog (1931 – 1936) werd de Flak echter voor het eerst ook gebruikt als antitank kanon. De 88 mm Flak onderscheidde zich van ander afweergeschut door zijn mobiliteit, zijn vuursnelheid (15 tot 20 hulzen per minuut, afhankelijk van de ervaring van de bemanning) en zijn veelzijdigheid.

Een standaard batterij bestond uit 4 tot 8 kanonnen. Vanaf 1943 werden er ook zgn. Grossbatterieën geformeerd. De losse batterijen werden dan gekoppeld en dat kon oplopen tot aan 40 stukken geschut per groep. In sommige gevallen werd één enkele Geallieerde bommenwerper beschoten door 18 kanonnen tegelijkertijd. Deze kanonnen schoten in een soort vierkant en dat gaf een zo goed als ondoordringbaar scherm van granaatscherven.

Tegen het eind van de oorlog had de steeds toenemende vraag naar soldaten aan de frontlinies, tot gevolg dat de bemanningen van de Flak kanonnen steeds vaker bestonden uit oude mannen, schooljongens en zelfs krijgsgevangenen werden ingezet.

De munitiebehoefte groeide enorm naarmate de oorlog verliep. In 1941-1942 werden er ca. 500.000 granaten per maand verschoten. In december 1944 was dat aantal opgelopen tot 3.175.000 granaten per maand. Op het hoogtepunt waren er ruim 2.000.000 soldaten en burgers ingezet bij de luchtverdediging vanaf de grond.

In 1944 was 30% van de productie van alle kanonnen ten behoeve van de luchtafweer, en werd in totaal 20% van alle artilleriemunitie door de Flak kanonnen verschoten. In augustus 1944 waren er ruim 10.000 Flak kanonnen in gebruik bij de gehele Duitse Wehrmacht.